Vakgroep Bio-ingenieurswetenschappen
Bio-ingenieurswetenschappen (DBIT)

Oprichting

Vanaf haar oprichting aan het eind van de jaren '60 kent de Vrije Universiteit Brussel bloeiende onderwijs- en onderzoeksactiviteiten in de biotechnologie. Reeds in 1967 werd binnen de Faculteit Wetenschappen het "Instituut voor Moleculaire Biologie (IMOL) opgericht. Het Instituut bracht wetenschappers bij elkaar die actief waren in verschillende domeinen van de moleculaire biologie, met name de microbiologie, genetica, biochemie, plantkunde en immunologie. Niettegenstaande aanvankelijk verschillende aspecten van de fundamentele moleculaire biologie centraal stonden, wakkerde de biotechnologische revolutie van de jaren '70 de onderzoeksinteresse aan in de toegepaste biotechnologie. Heden wordt het onderzoek aan het Instituut gekenmerkt door een dynamisch evenwicht tussen de fundamentele moleculaire biologie en de toegepaste biotechnologie, zowel op het domein van de micro-organismen als op dat van planten en dieren (inclusief de mens). De naam van het Instituut werd dan ook aangepast tot "Instituut voor Moleculaire Biologie en Biotechnologie" , afgekort IMOL. Vandaag kent IMOL verschillende zwaartepunten in haar onderzoeksactiviteiten: moleculaire microbiologie, plantenbiotechnologie, immunologie en parasitologie, eiwitchemie, biokatalyse, voedingsbiotechnologie en nanobiotechnologie.

Tot in het begin van de jaren '80 organiseerden twee universiteiten studies op het gebied van de "landbouwwetenschappen", met name de Katholieke Universiteit Leuven en de Universiteit Gent. Hun landbouwfaculteiten, historisch gegroeid vanuit de behoefte van de landbouwsector voor onderwijs en onderzoek in de biologische productie en verwerking, leverden de diploma's af van "Kandidaat Landbouwkundig Ingenieur", "Landbouwkundig Ingenieur", "Ingenieur voor de Scheikunde en de Landbouwindustrieën" en "Doctor in de Landbouwwetenschappen".

Toegepaste Biologische Wetenschappen

Alhoewel de Vrije Universiteit Brussel bij haar oprichting geen landbouwfaculteit gecreëerd heeft, werd vanaf de start wel vernieuwend onderwijs verschaft en intensief onderzoek verricht in de moleculaire biotechnologie. In 1980 kon de bestuursraad van het IMOL de autoriteiten van de Vrije Universiteit Brussel dan ook overtuigen om onderwijs in de “Toegepaste Biologische Wetenschappen” te organiseren. In 1981 werd binnen de Faculteit Wetenschappen bijgevolg gestart met een programma dat leidde tot het diploma van “Ingenieur voor de Scheikunde en de Landbouwindustrieën – Specialisatie Biotechnologie”. Zo speelde de Vrije Universiteit Brussel een voortrekkersrol in het Vlaamse ‘biotechnologie’-onderwijs door dit onderwijs als eerste in te richten vanuit de Vakgroep (Moleculaire) Biologie met een belangrijke betrokkenheid van de Vakgroep Scheikunde en de Faculteit Toegepaste Wetenschappen. Organisatorisch werd binnen de Faculteit Wetenschappen een nieuw departement gecreëerd. Het “Departement Biotechnologie”, afgekort DBIT, staat tot op heden in voor de organisatie van het onderwijs en onderzoek in het vakgebied ‘Biotechnologie en Landbouw’ (later ‘Toegepaste Biologische Wetenschappen’, nu ‘Bio-ingenieurswetenschappen’). Vanaf 1981 werd vanuit de Faculteit Wetenschappen ook de wetenschappelijke graad van “Doctor in de Landbouwwetenschappen” verleend. In 2008 werd de naam van de faculteit gewijzigd tot "Faculteit van de Wetenschappen en Bio-ingenieurswetenschappen", teneinde de visibiliteit van de inbedding van de Vakgroep Bio-ingenieurswetenschappen in de Faculteit Wetenschappen te verhogen.

Van Landbouwkundig Ingenieur tot Bio-Ingenieur

In 1991 werd door de Vlaamse Executieve een decreet geratificeerd dat onder andere een reorganisatie van het onderwijs in de Landbouwwetenschappen aan de Vlaamse universiteiten inhield. De studies van respectievelijk "Kandidaat Landbouwkundig Ingenieur" en "Landbouwkundig Ingenieur" of "Ingenieur voor de Scheikunde en de Landbouwindustrieën" werden omgedoopt tot respectievelijk "Kandidaat Bio-ingenieur' en 'Bio-ingenieur". Binnen het diploma 'Bio-ingenieur' werden vijf richtingen gecreëerd: Landbouwkunde, Land- en Bosbeheer, Mileutechnologie, Cel- en Gentechnologie en Scheikunde. De Vlaamse Executieve gaf aan de Vrije Universiteit Brussel de bevoegdheid om de academische diploma's van "Bio-ingenieur in de Cel- en Genbiotechnologie" en "Bio-ingenieur in de Scheikunde" toe te kennen. Ook de wetenschappelijke graad van "Doctor in de Toegepaste Biologische Wetenschappen" wordt aan de Vrije Universiteit Brussel uitgereikt.

Precies omwille van haar rijke onderwijs- en onderzoekservaring in de moleculaire biotechnologie kon de Vrije Universiteit Brussel vanaf 1991 onmiddellijk van start gaan met een vernieuwende opleiding tot “Bio-ingenieur in de Cel- en Genbiotechnologie”. Ook de onderwijsorganisatie was vooruitstrevend. Zo werd de eerste kandidatuur als een ‘polyvalente kandidatuur’ ingericht voor de opleidingen Biologie, Scheikunde en Bio-ingenieur, met ruime overstapmogelijkheden tussen de verschillende opleidingen. Ook de moeilijke overstap van het middelbaar onderwijs naar de universiteit werd aan de Vrije Universiteit Brussel op een unieke wijze aangepakt door de oprichting van het Zelfstudiecentrum (ZSC) van de Faculteit Wetenschappen (nu: Centrum voor Studie en Begeleiding (CSB)).

Uitbreiding van de richting

De academische opleiding “Bio-ingenieur in de Scheikunde”, waarbij belangrijke accenten gelegd werden op de industriële scheikunde, wordt aan de Vrije Universiteit Brussel georganiseerd sinds 1993. Vanaf 1995 werden binnen deze tweede diplomarichting twee opties ingevoerd: de optie “Voeding” en de optie “Milieu”. De optie ‘Voeding’ werd ingericht om de inhoud van de opleiding ‘Bio-ingenieur in de Scheikunde’ beter te differentiëren van deze van ‘Burgerlijk Scheikundig Ingenieur’ en beter af te stemmen op deze specifieke niche in de arbeidsmarkt (merk op dat de voedingsindustrie de tweede belangrijkste werkgever is in Vlaanderen). De optie ‘Milieu’ werd ingevoerd teneinde initiatieven van de academische overheid om de verschillende opleidingen van de Faculteit Wetenschappen met milieuonderwijs in te kleuren tegemoet te komen.

Gezien de interesse van talrijke bio-ingenieurs en inspelend op de vraag van de arbeidsmarkt werd vanaf 2000 ook ‘Medische Biotechnologie’ als nieuwe profilering ingericht binnen de diplomarichting “Bio-ingenieur in de Cel- en Genbiotechnologie”. In deze afstudeerrichting wordt bijkomende aandacht besteed aan biomedische en klinische ingenieurstechniek, parasitologie en ontwikkelingsbiologie. De bestaande zwaartepunten in de moleculaire microbiologie en plantenbiotechnologie werden ondergebracht in een afstudeerrichting ‘Biomoleculaire Technologie’.

Binnen de diplomarichting ‘Bio-ingenieur in de Scheikunde’ werd vanaf 2000 de afstudeerrichting ‘Fijnchemie en Katalyse’ ingevoerd. Vanuit haar unieke positie in het domein van de moleculaire structuuranalyse, biofysische methoden, eiwitmodificatie en (bio)katalyse zag de Vakgroep immers een waaier van industriële aanknopingspunten. Moleculaire herkenning en eiwitmodificatie en –ontwerp staan centraal in de farmaceutische sector en hebben een belangrijke impact op alle sectoren die enzymen aanwenden als addifief of in hun productieproces. In 2000 werd strategisch gekozen om de afstudeerrichting ‘Voeding’ verder uit te bouwen. Tenslotte werd in samenspraak met de Universiteit Antwerpen (UA) beslist om de afstudeerrichting ‘Milieubiotechnologie’ aan de Vrije Universiteit Brussel af te bouwen. De UA engageerde zich om deze opleiding, in samenwerking met onze instelling uit te bouwen in Antwerpen. Dit liet de UA toe om haar onderwijsbevoegdheid uit te breiden in het kader van de nakende Bachelor/Master-opleidingen. De planning was om op deze manier gezamenlijk drie afstudeerrichtingen aan te bieden, met name ‘Bio-ingenieur in de Cel- en Genbiotechnologie’ en ‘Bio-ingenieur in de Scheikunde’ aan de Vrije Universiteit Brussel en ‘Bio-ingenieur in de Milieutechnologie’ aan de Universiteit Antwerpen. Ondanks grote inspanningen van onze Vakgroep verliep de uitwerking van de diplomarichting ‘Bio-ingenieur in de Milieutechnologie’ aan de UA stroef. In september 2005 werd door de UA éénzijdig besloten geen Masteropleidingen in de Bio-ingenieurswetenschappen in te richten.

Uniek profiel

In tegenstelling tot de andere Vlaamse universiteiten, waar de opleiding tot Bio-ingenieur georganiseerd wordt door de “Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen’ (voorheen ‘Faculteit van de Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen’ en daarvoor ‘Faculteit van de Landbouwwetenschappen’), wordt aan de Vrije Universiteit Brussel academisch onderwijs en onderzoek in de Bio-ingenieurswetenschappen (voorheen ‘Toegepaste Biologische Wetenschappen’) georganiseerd door de “Vakgroep Bio-ingenieurswetenschappen” (voorheen ‘Vakgroep Toegepaste Biologische Wetenschappen’ en daarvoor het ‘Departement Biotechnologie’) vanuit de Faculteit Wetenschappen. Verschillende ingenieursvakken worden aan de Vrije Universiteit Brussel rechtstreeks toegeleverd vanuit de Faculteit Ingenieurswetenschappen (voorheen ‘Faculteit Toegepaste Wetenschappen’). Hierdoor kan de Vrije Universiteit Brussel aan de Bio-ingenieurs een uniek profiel aanbieden, dat zowel het moleculaire karakter van de biotechnologie als de technologische verscheidenheid sterk onderstreept. Tevens resulteert de interne samenwerking met andere vakgroepen, binnen en buiten de Faculteit, in een zeer belangrijke kruisbestuiving wat het wetenschappelijk onderzoek en de vorsers betreft.